32
kant uit," zijnde de vleugel waar zich de kerkers be
vonden. Cakmagnola hieraan gehoor gegeven hebbende, be
speurde echter spoedig, dat men verder dan gewoonlijk de
galerijen doorliep, en zeide »Dat is de rechte weg niet,'
doch de Edellieden antwoordde droogweg: 't Is juist dc
«rechte weg," en toen hij nu plotseling den toegang tot de
gevangenis vóór zich zag, werd hem alles slechts al te duide
lijk en riep hij onder eene diepe verzuchting uit: »Ik zie
wel, dat ik een verloren man hen." Zijne geleiders wilden
hem troosten, doch hij antwoordde: «Men vangt geen vogels
als ik hen, om ze weèr te laten uitvliegen." En nadat hij
was ingekerkerd, wilde hij dan ook in die, helaas, slechts
al te gegronde overtuiging drie dagen achteréén geen voed
sel nuttigen.
Vier dagen later (11 April 1432) verkreeg de Vierschaar
der Slaats-inquisiiie onbeperkte volmacht om Graaf Carma-
gnola, zijnen Secretaris en ieder op wien eenige verdenking
rusten mogtiets tegen het belang van den Slaat verricht.
besproken ol' bedoeld te hebben aan een scherp verhoor te
onderwerpen. Alleen Bartoi.omeo jMokosini en twaalf andere
raads-leden hadden er tegen gestemd. Bij de vraag, of
Carmagnola in hechtenis moest genomen worden had de
minderheid zelfs slechts elf stemmen bedragen.
Nog in denzelfden avond werd de Graaf door de afge
vaardigden uit den Raad der Tienmannen in de pijnkamer
ondervraagd. Dewijl hij niets bekennen wilde begon men
de foltering met den wipgang hoven een kolenvuur, doch
aangezien men het touw wegens eene wond aan zijn arm niet
sterk kon aantrekkenbesloot men hem door t blakeren
der voetzolen tot bekentenis te dwingen. IN adat alsnu deze
onuitstaanbare marteling hem zoo vele betuigingen bad ont
lokt als hun noodig voorkwamen werd hij weder naar de
gevangenis teruggevoerd. Dit had plaats in den avond vóór
Palmzondag; tot 's Woensdags over acht dagen na dien Zon
dag beletteden de Kerkelijke Vierdagen alle voortzetting van
zijn geding, maar op den 235U" April werden de rechters