35 aangemaand, zich dag en nacht onafgebroken aan die zaak te wijden, en na verloop van nog elf dagen werden dan ook de verhooren gesloten. Eenen verdediger vergunde men den aangeklaagde niet. Op den 5,Icn Mei vergaderden de leden van het gerechtshof om hel verslag nopens het voldongen onderzoek aan te lioo- ren en het vonnis te vellen. De vraag luidde: »Of het, j> na alles wat men gezien en gehoord had, gepast geoor- «deeld werd over Francesco, genaamd Carmagnola, vroeger «Kapitein-Generaal des legers de vierschaar te spannen we- sgens hetgeen hij, zoo als uit de voorgelezen bescheiden sblijken kon, ten nadcele van den Staat gesproken en ver- iricht had?" Zes en twintig tegen ééne stem beantwoordden die vraag bevestigend door negen roode kogeltjes werd de meening geuit, dat de zaak nog niet genoegzaam was toe gelicht. Alsnu moest de straf bepaald worden de Doge en zeven andere leden der vierschaar slemden voor langdurige inker- kering ook nu kwamen de negen roode kogeltjes weder te voorschijnmaar negentien zwarte daarentegen wezen als volstrekte meerderheid het vonnis uit: »dat Graaf Carma- gnola als overtuigd verrader van den Slaat, nog op dien- zelfden dag en in het gebruikelijk uur, met eene prop in »den mond en geboeide handenovereenkomstig de gewoon ste zou gevoerd worden naar het Plein, ten einde lusschen «de beide zuilen van San Marco onthoofd te worden «dat onmiddellijk na afloop der stemming drie leden van het Gerechts-hof zich tot hem zouden begeven om hem zijn von- 1 nis aan te zeggen; dat aan zijne gemalin ter voorziening «in haar levens-onderhoud in ééns af eene som van 10000 «ducaten. zou worden uitgereikt onder de uitdrukkelijke «voorwaarde van zich in Treviso te moeten vestigen; s dat aan elk zijner onverloofde dochters eene bruids-gifl van «5000 ducalen uitbetaald, en uit dier rente middelerwijl in «haar onderhoud voorzien zou worden; dat geen dier «dochters zonder verlof van den Grooten Raad eenen echt st

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1859 | | pagina 99