HET KADETTENKAMP.
In den morgen van den lsten Junij heerscht er op hel
buitenplein der Akademie eene buitengewone drukte. De
kadels der beide hoogste studiejaren zijn op hel punthunne
jongere kameraden voor eenigen tijd te verlaten ten einde
voor een zestal weken het kamp op de Teteringsche heide
te gaan betrekken. Ilunne examens zijn voorhij. De in
spanning van hunnen geest inde studiezalen, vooral gedu
rende den laatsten tijd zal afgewisseld worden door de oefe
ning hunner krachten in de open heillicht. Lustig hangen
zij dan ook den gepakten ransel om en nemen zij hunne
wapenenlang voor dat het appel hen verzamelen zal. Hunne
jongere kameraden zijn gedeeltelijk lusschen hen verspreid
om nog de laatste oogenblikken met hen zamen te zijn. Eén
groep heeft zich vereenigd bij de paarden van de voor het
transport van kampbehoeften benoodigde voertuigen. Een
andere groep staal hij de poortom de kadets der kavallerie
in de buitenmanege te zien opstijgen. Niet één kadet bevindt
zich in het gebouw. Daar worden als het ware door het
uurwerk van Breda's staligen toren te gelijk met het klok
kenspel van 8 uren de stokken van den tamboer in beweging
gehragten de laatste handdrukken worden gewisseld; de
ouderen gaan hunne plaats in het gelid innemen, de jon
geren begeven zich naar hunne leerzalenmaar herhaaldelijk
nog hel hoofd keerende naar hunne benijde makkers. Al
leen blijft het kamperend personeel op het plein over.