53
U Gilboaweiger de hemel den regen
If verkwik' geen daanw wees van vrucht beroofd
Saul is smaadlijk daar op zijn beuklaar gezegen
Of nooit heilige olie hem vloot langs 't hoofd.
Koningszoon wie keerde van de ijsslijksle helden
Ooit uw pijl, van bloed onverzaadlijk af?
Koning! welk een oogst, als uw ving'ren 't omknelden,
Maaide uw slagzwaard neer in het breede graf!
Eedlenach de liefde in dit leven u parend
Hield uw zielen zelfs in den dood bijeen
Roerloes ligt hij eenmaal gczwinder dan de arend
Magtloos de ander, terk als de leeuw voorheen.
Isrels dochlrcnweentzoudt gij Saul niet beklagen
Heeft niet Saul met purper uw leên getooid
Gouden sierselsparelen deed hij u dragen
't Feestgewaad met edelgesteent' bestrooid.
Ach! de helden vielen in 't blakende strijden!
Jonathan daar plengde het spits uw bloed
Waar zoo vaak uw boog in gelukkige tijden
;t Hert der heuvlen had in zijn vaart ontmoet.
'kZal, 6 Broeder! eindloos in l hart om u rouwen,
Jonathangij waart me onuitspreeklijk teer
Zoeter was me uw liefde dan liefde der vrouwen
Ach de helden vielen hun schild zonk néér
J. II. STEINMETZ.