68 een regiment van twee bataillons op te rigten. De kolonel ue Lamoricière wiens naam later zoo beroemd werd in bet l'ransche leger in Afrika, kreeg het bevel over dit regi ment. De inlanders werden er nog wel in aangenomen maar bet Fransche element bad er de overhand. In 1842, nadat de twee bataillons Zouaven belangrijke diensten had den bewezen, vooral in de jaren 1840 en 1841, werd het regiment op drie bataillons gebragtelk van 8 kompagniën en eene jdepót-kompagnie. Toen echter verdwenen de inlan ders bijna geheel uit zijne gelederen; reeds dongen de beste, de sterkste en de dapperste soldaten van het leger in Afrika naar de eer, om in een korps opgenomen te worden, dat zoo bij uitstek Franseh was. De uniform, de levenswijze, de meerdere vrijheid dan bij andere korpsende zekerheid van tegenwoordig te zullen wezen bij het eerste schot, dat gelost werd de roemdie te behalen wasdit alles was wei geschikt om de afstammelingen dier Galliërs, die vroeger met hoogmoed beweerden: «Als de hemel instortte zouden wij hem met de punten onzer lansen ophouden,1' in de gelederen der Zouaven te lokken. Behalve deze gepaste maatregelenmoeien wij zeggen dat men later zoo verstandig was, de wapening en exercitie van de Zouaven in te rigten als die van de bataillons Ja gers te voel. Het korps Zouaven beslaat uit vrijwilligers; de meeste Zouaven zijn Parijzenaars of geboortig uit de groolc sleden van Frankrijk. De meesten in dienst gekomen als vrijwilli gers of plaatsvervangers, die zich reëngageerden zijn uiterst geschikt voor het militaire leven, gehard door ontberingen, die zij blijmoedig verdragen, door de vermoeijenissen die zij verachten, door de gevaren van den oorlog, die zij beschou wen als een spel Zij zijn trotsch op hunne uniform, die zoo zeer verschilt van die der andere troepen trotsch op dien geheimzinnige:! naam van Zouaaf; trotsch op de schit terende wapenfeitenwaarmede zij dagelijks de geschiedenis van hun korps verrijken; gelukkig in bet bezit der vrijheid

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1860 | | pagina 140