80
waar oorlog gevoerd werd, roem en gevaren te bejagen.
Hij had als vrijwilliger den Sleeswijk-Holsteinschen oorlog
mede gemaakt; hij had verder, als een groot gunstbewijsde
magtiging verkregen om de Fransche kolonnes op hun
togt legen de Kabylen te volgen en bevond zichop den
dag dat de stelling van de Takoucht (eene steile rots
waarop de Kabylen hunne vrouwen en kinderen gehragt
hadden) aangevallen werd, bij de Zouaven van den kolonel
Cleb.
Men had den al'togt geblazen, en het laatste gedeelte der
achterhoede trok op hare reserve terugtoen de kolonel
Crer zich omwendende om te zien wat de Kabylen uit-
rigtteneen ruiter bemerkte op een bergtopvan de
eene zijde door de Fransche kogelsen van de andere
door die der Kabylen beschoten. Hij verkeerde eerst in het
denkbeeld dat hij een dier stoutmoedige opperhoofden voor
zich haddie om te snoeven er eene eer in stellen het eerst
de verlaten stellingen weêr in te nementoen een Zouaaf
hem weldra uit den droom hielp, door uit te roepen:
tMais non, c' est le colonel d la poêle a frire.» De Zouaven
hadden den dapperen De La Tour-du-Pin dezen bijnaam
gegeven om den toesteldien hij wegens zijne doofheid
gewoon was te dragen. Inderdaad zag de kolonel Cler bij
nadere beschouwing, dat de persoon op den bergtop door
een verrekijker naar de Kabylen keek, en dat deze op hem
vuurden. Hij diende den bergbewoners tot schijf.
Dadelijk kregen de Zouaven bevel om op nieuw voor te
rukken, ten einde den onvoorzigtigen kolonelmet of tegen
zijn zinterug te halenen met zijn paardverrekijker en
koekepan mede te nemen.
De La Tour-du-Pin in zijne opmerkingen over de dragt
van de geweren der Kabylen gestoordnam het bijna kwa
lijkdat men hem niet liet begaan; maar hij moest zich
onderwerpenen bovendien de vriendschappelijke verwij
tingen der officieren en het gelach der Zouaven aanhooren.
Toen in 1854 de oorlog met Ilusland was uitgebarsten,