82 Zoowel mannen, vrouwen als kinderen kwamen gaarne zien naar het voorbijtrekken der kolonne. Allen keken nieuws gierig naar de voorbijtrekkende Zouavendie met hunne door de zon gebruinde trekken en Oostersche kleedij de algemee- ne aandacht boeiden. Dikwijls zelfs hield men deze dappere soldaten voor uit Mekka lerugkeerende bedevaartgangers, uit hoofde hunner groene tulbanden. De vrouwen en meisjes zagen bijzonder naar de marketensiers, die in hunne eigen aardige, aan beide geslachten ontleende kleeding, fier aan het hoofd van het regiment achter de muzijk reden. Men hield ze algemeen voor de vrouwen uit den Harem van den Bey (de kolonel), waardoor de echtgenoolen der marketensters zich zeer gestreeld gevoelden. Te Konstantinopcl aangekomenbragt het 2de regiment Zouaven aldaar zeven dagen dooren kampeerde rondom de kazerne van Daoud-Pachadie eene halve mijl ten westen der stad ligt; het vertrok verder over zee naar Var na alwaar de Fransche troepen te zamen getrokken werden en na onder de muren dezer stad eenige dagen doorgebragt te hebbennaar het kamp van Yeni-Keui waar het tot het einde van Jul ij verbleef. De cholera teisterde hier de Fransche armee op eene vreesselijke wijze, maar het 2de regiment verloor slechts eenige manschappen aan die ziekte. Toen, op de helft der maand Augustus, het bevel om naar de Krim te vertrekken hekend was gewordenmaakte het regiment vol vreugde zijne toebereidselen om aan die verre en avontuurlijke expeditie deel te nemen. Er moesten 12S0 Zouaven ingescheept worden en de overige 800 zouden in Bulgarije verblijven, om er den terugkeer der vloot af te wachten. De kolonel moest al zijn gezag gebruiken om hen die achter moesten blijven, hiertoe te bewegen. De kapitein Lavirottf. die bij eene expeditie tegen de Kabylen reeds gedecoreerd was geworden, en reeds een geruimen tijd aan dyssenterie leed, die hem zeer verzwakt had, werd als on geschikt beschouwd om de vermoeijenissen van een langdu-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1860 | | pagina 154