122 eigentlijk beschouwt en dat is het wat ik niet kan vinden. Ik weet wel dat men bij ons, helaas, al te veel afgaat op het spreekwoordde klcederen maken den man en dat men niet onderzoekt welk een kadet hel is als men eens aan zijn kleed heeft bemerkt dat hij op de Akademie te huis be hoort wij worden allen op dezelfde lijn geplaatst en omdat, in alle mogelijke betrekkingen van het leven een jongeling op zijn achttiende jaar als het ware eene personificatie is van het spreekwoord »te groot voor een servet enz." rangschikt men ook den kadet onder die groep hoewel toch een ieder weet dat er niets verzuimd wordt om die jongelingen zoo naar geest als naar ligchaam te ontwikkelen waarom ik dan toch ook wel geloof dat er velen onvoorwaardelijk den naam van mensch verdienen Zoo zat ik te mijmeren toen mij eensklaps de knecht on zer Sociëteit op den schouder tikte, met de woorden: Meneer, weet u wel dat het drie ure slaat 1" Ik vloog op en vertrok met den uitroep: sHet is waar, ik ben maar een kadet!" B. o.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1860 | | pagina 194