127
lijk» in strijd met zijne belangen, zelfs bijna onmogelijk
in sommige gevallen de aangebodene leerlingen af te
wijzen. En wat is het gevolg Hij moet hulp hebben bij
zijn onderwijs en struikelt dadelijk over het toenemende
bezwaar om geschikte ondermeeslcrs te vinden Behoeven
wij de zaak nader uit te pluizen Een paar jaren later slagen
zijne leerlingen niet meer. Velen daarvan van andere
kostscholen afgenomen, die, zoo als het heette, »niet deug
den waren reeds zeer ten achteren toen ze hem toever
trouwd werden anderen misten allen aanleg. Diegenen
die van aanleg goed waren en er nog door komen misten
bij hem die éénheid van onderwijs en die uitstekende ont
wikkeling welke zijne vroegere discipelen kenmerkten
en zijne school verliest spoedig den welverdienden roem van
vroegere dagen.
Dit is de treurige naar waarheid geschetste geschiedenis
van menig Instituut in ons land en zal steeds dezelve
blijven zoo lang er eene wet ontbreekt op het middelbaar
onderwijs waarhij gezorgd wordt voor de vorming van
bekwame onderwijzers, wier gebrek dagelijks meer gevoeld
wordt. Dit is zulk eene hoofdvereischle dat in onze oogen
al het overige daarbij op den achtergrond blijft. Heeft men
slechts voor degelijke onderwijzers gezorgd dan,met
eerbied zij het gezegd al is de wet nog zoo gebrekkig in
andere opzigten zal hel onderwijs, wat toch de zaak bij
uitnemendheid blijft, bloeijen. Zoo lang echter daarvoor van
Staatswege niet gezorgd iszal de toestand van het middel
baar onderwijs blijven wat die is,namelijk allerellendigst.
En geen wonder. Men zal ons toch toegeven dat de
onderwijzer, als hij aan zijne beslemming in alle opzigten
zal beantwoorden niet slechts inet de noodige kennis moet
toegerust zijn maar dat hij ook bovendien die algemeene
beschaving moet bezittendie den fatsoenlijk man in el-
ken stand kenmerkt, en die onmisbaar is voor hem, aan
9.