129
aanzienlijke posten bekleedt. Zij zijn en blijven onderge
schikten, zoo dat zelfs een jeugdige gestudeerde, die
eene dergelijke betrekking voor de nieuwere talen bij een
Gymnasium aanneemt dat slechts doet tot hij aan de beurt
is om op te klimmen en welligt om den wille van bet
voordeel genoodzaakt is zijne lievelingsludie in de nieuwere
letterkunde op den achtergrond te schuiven.
Het komt ons voor dat vele van deze bezwaren uit den
weg zouden geruimd worden als men aan onze Hooge Scholen
ook leerstoelen had voor de nieuwere letteren. ITij die zich
aan het middelbaar onderwijs (niet alleen voor de oude ta
len) wilde toewijden zou aan de Hooge School ook gele
genheid vinden zich behoorlijk te ontwikkelen; hij zou
op ééne lijn geplaatst worden en dezelfde voorreglen ge
nieten als andere gestudeerden
Maar keeren wij tot bet Adspiranten-examen terugmen
vergeve ons de uitweiding; het verband tusschen den leer
ling en den onderwijzer is zoo naauw dat onze afwijking
niet onnatuurlijk is.
Over dat Adspiranten-examen is dezer dagen een merk
waardig stuk in het licht verschenen. Het voert den ti
tel De Militaire Alcademie en het middelbaar onderwijs in
Nederland," en is in de n°» van November en December van
de Tijdspiegel te lezen. De geachte Schrijver is de heer
C. L. VAN Woeldeuen, thans Rijks-ontvanger te Dordrecht,
iemand die vroeger een groot deel van zijn leven aan het
onderwijs heeft besteed en wiens oordeel door iedereen op
hoogen prijs gesteld zal worden. Hij betreurt, met ons,
dat »in de laatste jaren de gunstige werking der Adspirantcn-
examens op het onderwijs hoogst onbeduidend is geweest."
Welligt zal hetgeen reeds hierboven aangevoerd is, en al
wat in vorige jaargangen van dit boekje gezegd is eenigzins
verklaren hoe dit komt. Men voege daarbij dat de examina
voor Willemsoord in den Haag geene gunstiger resultaten
9*