\u
leden van de Commissie, of aan den Redacteur van dit Jaar
boekje een couvert met een gesloten briefje er in bevattende
opgave van welke zijner discipelen met en welke tegen zijn zin
naar Breda komen dan zal het briefje eerst na afloop
van het examen geopend worden en blijft levens de Commissie
geheel onbevooroordeeld en de onderwijzer tegen miskenning
beveiligd.
Wij moeten nog met een enkel woord spreken van een
feit, in het opstel van den heer van Woeederen vermeld.
liet schijnt dat onder vele andere dwaze denkbeelden die
wij ons te vergeefs bemoeijen uit te roeijen omtrent bet Ad-
spiranten -examensteeds nog bij velen de meening heerscht,
dat zij uit het een of andere bepaalde boek moeten leeren
om te Breda te kunnen slagen. Dit is ten eenenmale onzin.
Wij herhalen nogmaals: Van waar, of boe de kunde op
gedaan is, gaat ons niet aan. Als de Adspirant maar weet
wat bij weten moet is het onverschillig uit welk boek hij
geleerd heeft Op het examen zelf gaal men zoo voorziglig
hierin te werk dat men telkens den Adspirant vraagt
«waaruit hebt gij geleerd?'' ten einde zoo veel mogelijk bij het
examen de gevolgde leerwijze in aanmerking te kunnen nemen.
Gaarne zouden we nog meer uitweiden over enkele pun
ten door den geachten Schrijver in den Tijdspiegel behan
deld maar wij ontvingen zijn geschrift op het elfde uur
terwijl men wachtende was om deze laatste pagina's van dit
Jaarboekje ter perse te leggen. Wij meenen ook, zoo ver
zijn opstel over Breda handelt, de hoofdzaken niet onbespro
ken te hebben gelaten.
Ten slotte hopen wij dat de wijze bepaling dat de Ad-
spiranten voorlaan een jaar ouder zuilen moeten zijn dan
tot dusverniet anders dan gunstig zal werken op de vol
gende Adspirantendie de reis hierheen ondernemen
en dat vooral de meerdere tijd ter voorbereiding gegeven
de mindere «dressuur" ten gevolge zal hebben.
M. P. L.