15
Onderzoeken wij dus van welke zijden de vijandelijke le
gers Frankrijk s hoofdstad konden naderen, en welke hin
derpalen zij daarbij konden ontmoeten.
Wij zullen hier niet spreken van hel gevaar dal Parijs van
dc zeezijde kon bedreigen dit gevaar was zeer gering. Oin
een leger in te schepenwordt veel tijd, veel toebereidselen
gevorderd; dit heeft niet geheel in het geheim plaats, en
de bedreigde partij kan zich tot tegenweer bereiden. Een
leger dat over zee moet vervoerd worden, kan ook niet sterk
genoeg zijn om daarmede een grooten staal veel nadeel te
doen; ten minste, wanneer het niet dadelijk hulp en bij
stand in dien staat zeiven vindt. Napoleon behoefde derhalve
weinig vrees te koesleren vanaan den mond der Seine
eene Engelsche legermagt te zien landenen van daar Parijs
bedreigen.
Ook van de zuidzijde was het gevaar minder groot: Wel
lington, na de Fransche krijgsbenden bijna geheel verdreven
te hebben uit het Spaansche Schiereiland, stond, op het
einde van 1815, met 70 a 80000 man bij de Pyreneën, en
had een Fransch leger onder den maarschalk Soult tegen
over zich andere Engelsche en Spaansche ieger-corpsen had
den lot taak, eene Fransche krijgsmagt onder den maarschalk
Such et uit Katalonië te verdrijven. De vijand kon hier in
bet land doordringen, vestingen vermeesteren, provinciën
veroveren; maar voor de hoofdstad kon hij niet gevaarlijk
zijn: om Parijs te bereiken, moest hij meer dan twee derde
van de uitgestrektheid van Frankrijk doortrekken en boven
dien de legers van Soult en Suchet slaan.
In Italië stond de onderkoning, Eugène Beauharnais, in
December 1813, met nog geen 40,000 man aan de Etsch
legen welke rivier een Oostenrijksch leger van 70,000 man
oprukte. Niettegenstaande die getalminderheid, zou Beauhar
nais de verdediging van Lombardije mogelijk hebben kunnen
volhouden ware hel niet dat hij op zijne regterzijde ook
2.