Hel korps van von Bülow marscheerde na den slag van
Leipzig over Mühlhausen Minden Munster en Anholt naar
de Hollandsche grenzen en den 23sten November betrad zijne
voorhoede onder den generaal Oppen den bodem van Neder
land. De beschrijving der krijgsverrigtingen in ons vaderland,
en der indrukken die de schrijver hierbij ontving is voor
ons niet het minst belangrijk gedeelte der Gedenkschriften.
Hij begint met de verovering van Doesburg en van Arnhem
te vermeldenverhaalt daarbij hoe de generaal Bülow te
Doesburg komende om van daar de onderneming tegen Arn
hem te besturen koel en onverschillig door de burgerij
werd ontvangen, niet, zooals zijns inziens, bij, die haar
van het juk der vreemden kwam verlossen verdiend had.
Hij schrijft zulks toe aan den aard der Hollanders, die hij
van nature praktischebedachtzame niet ligt in geestver
voering te brengen menschen noemten die in dit geval
nog daarenboven bevreesd waren dat de vijand weder
zou terugkeeren zooals reeds eenmaal gebeurd waswan
neer het hun kwalijk zou varen als zij zich in zijne oogen
misdragen hadden. Bovendien was de stemming zeer ge
drukt, omdat de admiraal Verhuell, die met de Fransch-
Ilollandsche vloot voor Texel lag geweigerd had met de
hondgenoolen gemeene zaak te makenzich bepaald voor
Napoleon verklaarde, en weigerde de vloot over te geven.
Zijne stelling gaf te Amsterdam te meer redenen tot be
zorgdheid daar de Russen die zich aldaar bevonden
niet sterk genoeg waren om aan een welbestuurden aanval
weerstand te kunnen bieden. iDe Hollanders,'' zegt von
Reiche ^vreesden misschien niet ten onregte dat Verhuell
op een goeden dag weder in Amsterdam verschijnen de
nieuwe orde van zaken omverwerpen en er weder eene
Franschgezinde regering vestigen zou. Het laat zich den
ken dat wij Pruissen niet zeer met Verhuell ingenomen