56 Fransche maarschalken, als Ney Marmont Lefebvre Mac- donaldKellermann en Skrrürier bevonden die zich reeds voor Lodewïjk XVIII verklaard hadden. Het was zeer be langwekkend deze beroemde veldhecren hier bijeen le zien doch ik kon mij moeijelijk van de gedachte onthouden dat de Franschen in een hoogen graad de gaaf bezitten zich naar tijd en omstandigheden te voegen. «Daar ons verblijf te Parijs van korten duur zou zijn beijverden wij. ons zooveel mogelijk onzen tijd nuttig te be steden. De Tuileriën, de Louvre, het Palais Royal, het Hotel der Invaliden het Pantheon de Jardin des Plantes enz. werden bezigligd. Het ligebaam werd gevoed en ver kwikt in de beste restauralies als le Pocher de Cancale ProvenceauxVery frêres en Beauvilliersmen begon van de vermoeijenissen van den oorlog le herstellen. Ook de schouwburgen werden niet vergelen. De Pruissische offi cieren werden eens zeer verrasttoen 2ij eensklaps den alten Fritz zagen optreden zoo naauwkeurig in gelaathouding en kostuum nagebootst juist zooals hij bij het Pruissische volk in de gedachten voortleeft, dat alle Pruissen luide hunne verrukking uitten. Zelfs de Franschen bij wien Frederik II hoog staat aangeschrevennamen een zeer levendig aandeel aan de toejuichingen. Er werd een stuk gegeven waarin de bekende anekdote met den slapenden page voorkomt. «Hoewel de Franschen als volk beschouwd in geringe mate onzen lof verdienen moet men toch den Franschman op zich zeiven wegens zijne voorkomendheid en gedienstig heid prijzen. Als men door de straten wandeldeen niet goed den weg scheen te weten behoefde men dien niet eerst te vragen; ieder Parijzcnaar gaf, als hij zulks be merkte de meeste volledige ophelderingen en wij hadden dikwijls moeite te voorkomen dat zij ons vergezelden. «Het laat zich begrijpen dat wij den Franschen militai-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1861 | | pagina 122