120
Op hot eerste punt is de hoed een redelijk wezen en de
mensch bepaald een onredelijk en op het tweede is de hoed
bepaald een slecht wezen en de mensch goed
of slecht, Mijnheer, al naar mate hij het zelf gewild heeft.
Noblesse obligeen een hoed brengt ook zijne dure
verpligtingen mede.
Ik herinner mij zeer goed, Mevrouw, dat toen ik mijn
eersten hoed ontving ik mij als een gevaarlijk persoon be
schouwde met betrekking lot de zwakkere sekseapropos
kunt gij mij ook zeggen waarom die sekse altijd de zwakke
wordt genoemd Slaat dat op ligchaam of op geest Ie
ders levensgeschiedenis levert bijdragen genoeg op tot bewijs
der onwaarheid, hetzij van de eenehetzij van de andere
onderstelling.
Niet ééne vrouw beeft mij uit dien doolhof kunnen leiden.
Ik geloof dal zij bet niet durven, Mevrouw! want hoe zij
de zaak ook uitwijzen zij verliezen er altijd bij. In aan
merking nemende de tegenwoordige beschaving van het
Mandomzoo beeft eene vrouw niets meer te winnen.
Edele mannen Ik zeide juist dat ik mij als een gevaarlijk
persoon beschouwde en ik zal u zeggen Mevrouw hoe ik
tot dat besluit kwam
Nadat ik hem zeer voorzigtig uil de doos had geno
menals of hij iets meer kon beschadigd worden door
het onvoorziglig uitnemen dan door het dragen naar
huiszullen wij dan nooit verder zien dan on/.e neus
lang is en ik tot de minste weerbarstige zijden pluisjes met
een daartoe expresselijk gekochte hoedenborstel had glad
gestreken, zette ik hem op de tafel, haalde, zonder hem
uit het oog te verliezen een stoel en ging vlak voor hem
zitten.
Toen, Mijnheer, heb ik hem plegtig in mijn logies verwel
komd. Ik heb hem toegevoegd dat er oogenblikken in ons