123 was uitgeweest en op het punt stond van zich te engageren keek eerst mij daarna mijne oudste zuster vragend aan en bleef eindelijk een zeer bedenkelijken hlik op mij vestigen. Dat bragt mijne verwarring eenigzins te regt en deed mijne kleur zakken tot eindelijk mijn jongste zusje die eerst mij verbaasd en daarna hare oudere zusters nieuwsgierig aan gezien had opstond mij om den hals vloogen mij op iedere wang een hartelijken zoen drukte en wel zoo vei re- gaand hartelijk Mijnheerdat mijn hoed op den grond viel. Ik raapte hem op en ijlde er mede naar mijn kamer. Ik had toen drie phases van het vrouwelijk bestaan gezien S en ik kan u verzekeren dat ik huwbaar was. Dien dag zette ik mijn hoed niet meer op. Ik ben een vriend van «orde" Mijnheer en Mevrouw tol in het dolzinnige. Een zucht tot een streven naar en een bevorderen van orde maakt een deel en geen gering deel uitvan mijn bestaan. In mijne «prille jeugd", Mijnheer had ik eene manie om verzamelingen te maken. Munt- en penningkabinetten, prent collecties horens en schelpeneene soort kinder-biblio- theek waarin de Kersavond en de Paascheijcren tot de klassieke litteratuur behoorden. Deze zucht heeft mij mis schien zoo aan orde verslaafd. Ik noem het verslaafd want het gaat zóó ver dat ik als ik er aan denk heef ik altijd eenigzins zenuwachtig heilig overtuigd bendat »Z?j" ongeveer zeven weken na mijn huwelijk tegen mij zeggen zal «Maar, mijn lieve Adkiaan!" »ik vind hel verschrikkelijk »dat dal inktlapje altijd links van je ligt op de schrijf tafel en nooit eens regts." Wat in 's hemels naam zal ik op dien dag «//aar" te gemoet voeren? Ik bid u Mijnheer help mij er uil! als »Ztj" tegen mij zeide dat zij het verschrikkelijk vonddat ik mijn hart binnen in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1861 | | pagina 191