GOD IN DE NATUUR.
Wanneer de zon het teedre kruid doet groeijen
En 't lentekoeltje blaast voor de eerste maal
De kalme beek haar golfjes zacht laat vloeijen
Een loflied murmelend in haar eigen taal;
Dan spreekt de bloem van Hem die haar laat bloeijen
En God is goed!" zingt dan de nagtigaal;
Wanneer de stormwind ruw het woud ontbladert,
De hoornen schudt, de zware takken breekt,
En bui hij bui in hel zwerk vergadert
Ais of natuur in blinde drift ontsteekt;
De doffe donder langzaam dreigend nadert;
Dan is 'tof alles van Gods almagt spreekt;
En zwijgt dan 'twoeden weer van de onweersvlagen,
En breekt de luchten legt de storm zich neer
Al ligt dan 't kruid door regen plat geslagen
En mist de eik wat groene takken meer;
De frissche luchtna dorrend heete dagen
Verkondigt luid de Alwijsheid van den Heer.
Ja God is goed en groot en wijs te gader
Hoe dwaas de menschdie van dien God zich keert
Elk voortgaand uur brengt ons Zijn hemel nader,
Waartoe Hij-zelf den weg ons heeft geleerd.
Hij is geen Koning, kinderen, maar een Vader,
Die slechts omdat Hij 'l wijssle is, regeert!
Harry.