17 Gaan wij nog vele in de gedenkschriften vermelde bijzon derheden omtrent de vervolging der geslagen Pruissische troepen met stilzwijgen voorbij en houden wij ons alleen nog bezig met het verhaal der verovering van Lübeck door de zegevierende Fransche troepen bij welke gelegenheid von Reiciie krijgsgevangen werd »lk k wam in den morgen van den 4llon November te Lü beck aan. De stad was in rep en roer, en hare inwoners verkeerden in den grootsten angst. Nog niet lang geleden den 51slen October had het korps Zweden dat tot dusverre in hel Lauenburgsche gestaan had en zich bij de nadering der Franschen naar Travemünde spoedde, om zich naar Zweden in te schepen toen de senaat het den doortogt wei gerde de poorten opengebroken en met geweld aan zijn verlangen voldaan. Thans liep het gerucht dat Blüciier door de Franschen zeer in het naauw was gebragt en nog slechts weinige mijlen van Lübeck verwijderd zich naar die plaats rigtte. "Inderdaad, het duurde ook niet lang, of dit berigt werd bevestigdwant reeds in den morgen van den volgenden dag den bllenverschenen de eerste Pruissenen kondigden Blücher's komst aan die dan ook dienzelfden dagin weerwil van het tegenstreven van den senaat binnenrukte. Men verwenschle onophoudelijk Blücher en de Pruissen daar zij kwamen oin de stad ongelukkig te maken en haar in den afgrond des verderfs te storten. Te vergeefs be riepen zich de Lubeckers op hunne onzijdigheid en op hunne regten als vrije rijksburgers zij wilden geldja alles ge ven als men hunne stad maar verschoonen en vertrek ken wilde. »Zoo brak de gewiglige ülle November aan die de dag van onzen ondergang en van de vernietiging van de laatste over blijfselen van ons schoon leger moest wezen. De angst der Lubeckers bleek niet ongegrond te zijn geweestwant zij moesten de verschrikkingen en kwellingen van den oorlog 2

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1861 | | pagina 83