22
ficier en man van eer niet had mogen verdragen jegens
mij veroorloofden. In tegendeelzoo dikwijls ik over de
onbeschrijfelijke ramp, die ons Pruissen getroffen had, jam
merde, zochten zij mij gewoonlijk met de woorden: »Mon
Dieuce sont les chances de la guerretot bedaren te bren
gen. Zij lieten algemeen de dapperheid en den moed onzer
troepen regt wedervaren en gaven dikwijls hunne verwon
dering te kennen dat troependie zoo karig bezoldigd
waren die slagen ontvingen die als zij verminkt of kreupel
geschoten waren bedelen moestentoch nog zoo dapper
vochten. Ik kon, helaas! hier niets tegen inbrengen, en
moest de schouders ophalen."
De toestand, waarin zich von Reiche thans bevond, was
verre van benijdenswaardig verzwakt door eene zware
ziekte, ontbloot van alle geldelijke middelen, daar hem zijn
traktement en de vergoeding voor kampagne-vivres van de
maand November niet verstrekt waren, zonder kleederen,
daar zijn rijknecht met zijne bagaadje en drie rijpaarden
mede in 's vijands handen was gevallen bevond hij zich in
de grootste verlegenheid. Zijne vooruilziglen op bevordering
waren hem door de rampen zijns vaderlands ten eenenmale
benomen, en hij erkent zelf, dat hij dikwijls, door wanhoop
gedreven, op het punt was aan zijn treurig bestaan een
einde te maken. Eindelijk kwam eenig gelddoor zijn
vader gezonden, hem uit dien onaangenamen toestand ver
lossen en hij begaf zich den 28steD December naar zijne
familie te Nienburg.
De beschrijvingdie men in de Gedenkschriften vindt
van den toestand der l'ruissische monarchie onder de Fran-
sche overheersching is zeer belangrijk en onderhoudend en
doet de verknochtheid van den schrijver aan het land, het
welk hij diende, sterk uitkomen. In Januarij 1800 werd
hij weder als luitenant bij het korps militaire ingenieurs
in aktivileit gesteld, nadat hij zich voor eene kommissie,
met het onderzoek der krijgsgebeurtenissen en kapitulaties