28 Als het er op aankwamwas hij zeer strengzonder aanzien des pcrsoons. Marodeurs en achterblijvers vonden bij hein geene genadeen hij was een gezworen vijand van den sleep, die gewoonlijk een marscherend troepenkorps volgt. Werd hij een voertuig gewaar, dat zich daaraan schuldig maaktedan moest het oogenblikkelijk op zijde gebragt worden en zijne gestrengheid in dit opzigt ging zoo ver, dat hij eens bevel gaf den wagen eens generaals, welken hij in de kolonne aantrof, te verbranden. Eens had er een kluchtig voorval plaats toen hij het korps op marsch voorbij zich liet defileren en hij op eens zulk een ongelukkigen wagen in het oog kreeg die zich aan de reserve-artillerie had aangesloten. Vertoornddat zijne hevelen nog niet geëerbiedigd werden, zooals hij het verlangderiep hij den koetsierdie er te voet naast liep, met ecne vertoornde stem toe: sWien behoort die wagen?" waarop de/ezonder te weten, wat daartoe aanleiding gafzeer onbevangen en met zekeren hoogmoed antwoordde: «Aan den generaal Yurk!" (zooals de generaal door de gemeene soldalen genoemd werd). Noch de gene raal, noch zijne omgeving konden zich hij dit voorval van lagchen onthouden daar het de eigen wagen van den ge neraal was, die er bij deze gelegenheid gelukkig doorheen kwam. De kommandant der kolonne, die het regt goed meende gemaakt te hebben met den wagen van den generaal mede te nemen bragt het er echter niet zonder eene be risping af. Als kapitein van den generalen staf woonde von Reiche de slageu bij Grosz-Görschen en Bautzenen nog verschei dene andere gevechten en schermutselingen bij waarvan hij in zijne Gedenkschriften een met vele oorspronkelijke anek doten doormengd verhaal geeft. In Junij 1813 tot majoor bevorderd, werd hij belast met het aanleggen van een ver schanst kamp bij Spandau en daarna bij het korps van den generaal Bülow overgeplaatst, met hetwelk hij aan de veld slagen van Grosz-Bceren en Dennewitz deel nam.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1861 | | pagina 94