het vermoeide en hongerige dier zorgen zou terwijl ik mij bij hel vuur nederlegde en mijne laarzen liet uittrekken, om mijne voeten te warmen en te drongen. Naauwel.jks was dit gebeurd of er ontstond een vreessehjk geraas in de na bijheid en men riep: „Voortvoortde Franscl.en komen, en onmiddellijk daarop liet zich paardengetrappel hooren. Men kan denken, hoe ik, in den toestand, waarin ik ver keerde, schrikte. Er was geen lijd om te onderzoeken, hoe en waardoor het geraas ontstaan was, en ik nep dadelijk om mijn paard en trachtte zoo spoedig mogelijk weder mijne laarzen aan te trekken. Dit ging zeer moe.jel.jk daar zij van den regen letterlijk doorweekt waren; eindelijk kreeg ik er met veel moeite een aan. Met de tweede wilde het maar niet vlotten; eerst brak een der stroppen af, waarop ik een „at in de schacht sneedtoen ik er echter den vinger door stak en flink begon te trekken, scheurde l.ct gat uit. Ik kon den voet slechts met moeite uit de half aangetrokken laars bevrijden. Mijn landweersoldaat klaagde mtusschen steen en heen dat het paard zich niet wilde laten opstangen. Het paard had werkelijk dit gebrek en als het eenmaal on rustig was geworden, zoo als thans, was alle moeite om het bit in den mond te krijgen vergeefsch. Ik besteeg ein delijk nolens volens het niet opgestangde paard met eene laars aan den voetde andere onder den armhet hoofdstel in de hand, en zoo ging de reis in de rigting van Hnners- dorffterwijl ik het paard bestuurde, door het met de hand tegen het hoofd te kloppen aan de zijdenaar welke ik het wilde laten wenden. Het nachtelijk alarm was niet zonder reden geweest, en had zeer nadeelige gevolgen kunnen hebben. Toen name iji het twaalfde Fransche legerkorps (Oud.kot) de kanonnade bij Grosz-Beeren vernam, was het in opmarsen lege» onzen regter vleugel. De generaal Gu.llem.not die aan het hoofd daarvan het bevel voerdenam daar hij begreep hoezeer liet er op aankwam, dadelijk het besluit, m de rigting, waai

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1861 | | pagina 96