40
en men zag tranen in menig oogdat waarschijnlijk sinds
de lang vervlogen kindsche jaren niet meer geweend had.
En zei Is nu nog vleiden wij ons met de flaauwe hoop
dat de slag misschien weêr zou beginnen. De vijand zou
toch Robecco kunnen aanvallen en ons aldus in de gelegen
heid stellen de overwinning tot onze vanen te doen terug-
keeren en onze gevallen kameraden te wreken. Doch het
noodlot had het anders beschikt en wij begaven ons op
marsch naar Abbialegrassode eer der overwinning aan den
vijand overlatende. Toen wij te Abbialegrasso aangekomen
waren nam onze brigade stelling achter de brug die al
daar over het kanaal ligt ten einde het van Robecco te-
rugkeerende vijfde korps op te nemen zoodat wij ons thans
weder het digst bij den vijand bevonden die echter niets
van zich deed vernemen.
Terwijl het vijfde korps door onze stelling trok, belastte
de officier mijner kompagnie zich met de taak om onze man
schappen uit een kaissondie ons ten dien einde genaderd
was, op nieuw van patronen te voorzien; want onze voor
raad was gedurende den slag bijna geheel uitgeput. Ik ging
intussclien in de kerken en de stralen van hel stadje onze
gewonde kameraden bezoeken die met honderden hierheen
gebragt waren. De inwoners gedroegen zich zeer braaf en
edel ik zag diep geroerd dat al de vrouwen en meisjes
zich beijverden linnengoed, lakens, pluksel, wijn, enz. aan
te brengen, en de gewonden te reinigen en te verbinden.
Nadat wij ongeveer vijf uren in gevechtstelling doorge-
bragt haddenkreeg onze brigade bevel om in de rigting
van Pavia te marcheren. Wij meenden stellig tot aan die stad
te komen en er een oogenblik rust te zullen vinden. Maar
er wachtten ons nieuwe inspanningen. Toen wij Abbiale
grasso een uur achter den rug hadden werd er hall ge
maakt onze brigade betrok de voorposten en ons bataillon
kwam in de eerste linie. Het was een liefelijke Zondag
namiddag en ten vier uur had ik mijne kompagnie voor-