42
te rukken waaraan wij met geestdrift gehoorzaamden. Ten
tien uur in den voormiddag trokken wij in eene blijmoedige
stemming over den Mincioen marcheerden door de vlakte
in eene westelijke rigting over het beroemde Volta naar
Guidizzolo. De brandende zonnestralen schitterden op vel
den en bosschen het waren de laatste voor vele duizenden
die reeds in den vroegen morgen van den volgenden dag den
eervollen krijgsmansdood zouden sterven. De geestdrift onzer
soldaten bij het steeds voorwaarts marcheren was groot en
de behoefte om zich weder tegenover den vijand te bevinden
en dezen te bestrijden zoo algemeendat iedereen van
den geringsten treinsoldaat af tot den generaal toezich tot
koene waagstukken in staat gevoelde en de uitslag volstrekt
niet twijfelachtig scheen. Nog vóór zonsondergang kwamen
wij voor Guidizzoloop den van het zuid-oosten naar het
noord-westen loopenden weg van Goïlo naar Castiglioneen
op nagenoeg twee uren gaans van elk van deze plaatsen
gelegen, alwaar wij halt maakten en het bivak betrokken.
Onze opgewondene en onvermoeide soldaten zouden nog heden
onverdroten slag geleverd hebbenten einde den strijd zoo
spoedig mogelijk te beslissen en den verbondenen vijanden
het verder marcheren naar den Mincio te beletten. Evenals
wij met het eerste leger over die rivier getrokken waren
hadden zich de korpsen van het tweede leger ook aan deze
zijde van den stroom begeven, en zich in den avond van
den 23sten bij Solferino en Pozzolengo gelegerdhet eerste
ten noord-westen van Guidizzolo gelegen op bijna een uur
gaans en het tweede ten noord-oosten op een en drie kwart
uur afstands.
De nacht van den 25sten op den 24sten Junij ging rustig
voorbij. Wij moesten in den morgen van den 24sten verder
marcheren, en den vijand meer naderen, die, zooals men
bij ons scheen te gelooven onzen opmarsch in 't minst niet
vermoedde. Maar hij was blijkbaar van de aan onze zijde