a betrekkelijk minder offers gekost, dan wij in dien vreesse- lijken kogelregen voor waarschijnlijk hielden. Er ontbraken in onze gelederen slechts 40 a SO dooden of zwaargewon den het op de meest nadeelige wijze springende holle pro- jektiel had niet meer dan drie man builen gevecht gesteld terwijl meestal slechts één man werd getroffenen andere projektielen zonder eenige uitwerking sprongen. Deze bui tengemeen ver dragende projektielen bleven overigens zeer naauwrkeurig in het rigtingsvlak maar zij gingen gewoon lijk over de hoofden onzer manschappen heen daar hel sterk bebouwde terrein onzen opmarsch voor den vijand verborgen hield. Ilonderde statig opstijgende projektielen sprongen hoog 'n de lucht hoven onze hoofdenmaar de nedervallende scherven en kartetskogels doodden zelden hoewel hel niet te ontkennen valtdat hunne uitwerking op het moreel zeer groot was. Ons regiment had, voordat wij tot den slag oprukten, cenige jonge lieden ontvangen om het voltallig te maken deze moedige knapen, wakkere, flinke Stiermarkerswaren met de hen geheel onverwacht op liet lijf vallende vechtwijze in het kanonvuur weinig ingenomen. In weerwil van het gewigt van het oogenblik was het somtijds vermakelijk om op hunne gelaatstrekken de koddige verbazing, die zich daarop vertoonde waar te nemen. Zij hadden gehoopt om evenals hunne kameraden, die vroeger meermalen met den vijand handgemeen waren geweest, de zaak zonder veel pligt- plegingen met de geweerkolven te kunnen beslechten dat ech ter de kanonnen in een slag veel gewigt in de schaal leg gen, hadden zij in de verte zelfs niet vermoed. Zij hadden zich een slag als eene vechtpartij op eene groote schaal voor gesteld en nu stemde de werkelijkheid niet met deze voor stelling overeen. Zelfs nu hielden zij zich nog bij deze wijze van zienen beschouwden het vijandelijk geschutvuur slechts als eene hindernis, die met een goeden wil gemakkelijk uit den weg te ruimen was. Zij waren daarom veel liever in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1862 | | pagina 111