76 gul zijn mei dit woord en het aan de minste aardophooging geven. Onder anderen gewaagt meer dan één Fransch schrij ver van het verschanste slagveld bij Waterloo;" en toch hadden de bondgenooten daar wel enkele gebouwen bezet en een of twee verhakkingen gemaaktmaar voor het overige was daar niets te zien wat slechts eenigzins op een veldwerk geleek. Uit de beschrijving van de stelling door Brune's leger bezet, blijkt dat die stelling, niettegenstaande enkele opge noemde gebreken toch eene zeer grootc sterkte had en een aanval op die stelling weinige gunstige kansen opleverde. De meeste kans nog leverde voor den aanval hel linker gedeelte der stelling op de ruimte tusschen de Alkmaarder vaart cn de Noordzee; daar kon de aanvaller, al was het met moeite, de drie wapens in werking brengen, cn partij trek ken \an zijne overmagt. Wilde York dus slag leveren dan was het zaak voor hem ommet een klein gedeelte zijner magt de divisiën Da endels en Dumonceau meer be zig te houden dan ernstig aan te vallenmaar met het grootste gedeelte zijns legers zich te werpen op Van Damme en eerst nadat deze teruggeworpen was en men tot bij Alk maar was doorgedrongen Dumonceau in de flank aan te vallen, en terug te drijven, wat noodwendig ook Daendels zou gedwongen hebben den Langendijli te verlaten. Zulk een aanvalsplan was men moet niet zeggen, het bestemaar het minst slechte: want ook dat aanvalsplan kon zeer goed tot eene nadeelige uitkomst leiden. ork echter een te hoog denkbeeld voedende van zijne overmagt, besloot niet alleen de vijandelijke stelling over hare geheele uitgestrektheid aan te vallen, maar tevens, dooi eene omtrekkende bewegingden vijand wanneer die geslagen werdden teruglogt te belettenof moeijelijk te maken. Ilij handelde, hier, in den geest van vele Oosten- iijksche hevelhebbers van dat tijdvak, die de beste maatre gelen namen omwanneer zij eene overwinning zouden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1862 | | pagina 140