85 dit punt voorkomt. Daar grondt men zich op het gezag van den generaal Dumonceau, om tegen den overste Verhorst de beschuldiging in te brengen van het bevel tot ontrui ming van Warmenhuizen »te zijn voorgekomen, en met te veel overhaasting te zijn teruggetrokken." Die beschuldiging is dubbel ongegrond vooreerst uit de generaal Dumonceau dat verwijt tegen den bevelhebber van Warmenhuizenen dat was niet de overste Verhorst, die niet. in het dorp kommandeerdemaar het hevel had over de troepen lusschen dat dorp en Schoor Idamen ten tweede, is ook ten aan zien van dezen bevelhebber van Warmenhuizen da! verwijt geheel onbillijk, daar deze, wel verre van met te veel overhaasting te zijn teruggetrokken integendeel op zijn post heeft stand gehouden en daardoor verloren is gegaan. Vóór dat nog de troepen van Veriiorst te Sclioorldam waren gekomen had Dumonceau van daar eene aanvallende beweging doen verrigten naar de zijde van Schoorl en Groet. De beweging werd begonnen door de 6 grenadier-kompag- niën onder den majoor Bruce ondersteund door een Fransch bataillon dalnadat Rostoj.lakit het dorp Schoorl had ver laten teruggegaan was op Schoor Idamlater werd die aan vallende kolonnc nog versterkt door de overblijfselen van het 19te en 2de bataillon der 7de halve brigade onder den overste Verhorst, en door die van het 4de bataillon jagers onder den overste Trip. Die aanvallende beweging had eene zeer groote uitwerking: de Hollandsche bataillons wierpen een gedeelte der Russische kolonne terug, dal te Schoorl en tegenover Schoorldam nog was achtergebleven vermeester den Schoorl; drongen door naar de zijde van Groet; en kwamen hier in gevecht met de Engelsche brigade Manners, die daardoor belet werd de troepen van Hermann te Bergen te ondersteunen zoo als hare bestemming was. Die uilkomst, welke op den afloop van den veldslag den belangrijksten invloed heeft gehad, werd echter gekocht ten koste van aanmerkelijke verliezen. Na het vermeesteren van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1862 | | pagina 149