402 het centrum te veel troepen warenop den linkervleugel te weinig: de stellingen van Daendels en Dumonceau waren van zelve sterk genoeg en behoefden niet door de gehcele magt dier bevelhebbers bezet te worden; de stelling van Van Damme was, daarentegen, meer aanvalbaar en vereisehte dus sterkere magt tot hare verdediging. Nu is het wel waar, dat men in den loop van het gevechtgedeelten der divi sion Dumonceau en Daendels naar den linkervleugel deed trekken; maar het ware beter geweest, dit, reeds dadelijk, en nog vóór den strijdte doen. In hoe verre voor het overige Brune's beschikkingen den loop van den slag heb ben bestuurd, is onzeker; het waarschijnlijkste is, dat hij die taak meest beeft overgelaten aan zijne onderbevelhebbers. Op den linkervleugel blijkt het uit alles, dat Van Damme's troepen verrast zijn geworden door den vroegtijdigen aanval das vijands, en in het eerst slechts een onbeduidenden weer stand hebben geboden; later, echter, hebben die troepen met de meeste kracht gehandeld en eene schitterende dapperheid aan den dag gelegd. In het centrum verdient die aanvallende beweging door Dumonceau gelast, hoogen lof; maar, om billijk te zijn, moet men tevens erkennendat sommige der hier ondervondene nadeelen aan verkeerde beschikkingen zijn te wijten geweest Warmenhuizen verdedigde men te lang en dat was oorzaak dat daar eenige honderd man verloren gingen; Schoorldam verdedigde men niet lang genoeg en dat was oorzaak dat de kolonne van Verhoest en Trip te niet ging. Duidelijk blijkt het ook, dat, na het wonden van den generaal Du monceau bij de divisie van dien bevelhebber eene verwar ring ontstonddie hoofdzakelijk ophield door de geestkracht van den bekwamen Martuschewitz. De latere aanvaldoor de Hollanders op Schoorldam verrigtis eene schitterende bladzijde in de jaarboeken van onzen wapenroem en wan neer Brune in zijn legerberigt zegt vplusieurs corps Bataves, entre aulrcs Vartillerieont fait des prodigesdan kunnen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1862 | | pagina 166