12
aller borsl en iedere gedachte aan gevaar waszelfs bij den
jongsten soldaat, verdwenen.
Intusschen hadden onze pionniers den weg spoedig weer
hersteld, en wij trokken welgemoed verder. De landstreek
was volstrekt niet geschikt om ons belang in te boezemen
de rijstvelden gaven het geheel een zeer eentoonig aanzien
en wij konden onze gedachten derhalve ongestoord den vrijen
loop laten. Het was tien uur 's avonds toen wij Carbonara
het doel van onzen eersten marsch op vijandelijken bodem,
bereikten. Hier scheen werkelijk een groot gedeelte der in
woners hunne woonplaats verlaten te hebben want hij on
zen doortogt liet zich niemand zien en werd er geen enkel
venster geopend.
De avond van den 29stcn April was na een tijdsverloop
van tien jaar weder de eerstedie mij naar eene rustplaats
in Gods vrije natuur zoekende vond. Ik sliep dien nacht
beter op den harden grond dan ik verwacht had, want ik
was spoedig weder de geharde soldaat van vroeger geworden.
De nacht was echter vrij kouden ik ontwaakte meermalen
ten gevolge der steeds gevoeliger wordende koudetotdat
ik mijn trouwen oppasser gelastte om zich digt aan mijne
zijde te leggen, en wij ons aldus wederkeerig verwarmden.
In den morgen van den 50sten nam ik met niet overgroot
welbehagen weder de oude gewoonte uit de laatste veldtog-
ten aan om reeds in den vroegen morgen het middagmaal
te houden. Het wilde den eersten dag niet regt smaken,
en het ging onze juist niet bijzonder verwende manschappen
ook nagenoeg eveneens; want ook deze lieten hunne ge
kookte rijst staandie in een oogwenk door de gretig toe
ziende hongerige inwoners van Carbonara opgegeten werd.
Wij hadden ons overigens spoedig aan die zonderlinge maal
tijden gewend; maar al te spoedig, helaas, en eerst toen
eetwaren voor ons zelden te zien en nimmer te verkrijgen
waren.
In den voormiddag van den 50sten trokken wij langs den