19
kelijk, dat wij naauwelijks vijf dagen op vijandelijken bodem
waren en ons nog digt bij onze grenzen bevondentoen wij
reeds nu en dan gebrek aan slaglvee, en ook aan tabak en
cigaren ondervonden.
De regen hield dien gchcelen dag aan. Toen ik het be
schermende dak verliet om mijne kompagnie te inspekleren
vond ik mijne manschappen in weerwil van het afschuwelijk
weder zeer opgeruimd. Alles drong zich om de rookende
vuren, waarop hel eten toebereid werd; hier en daar werd
er een ketel omvergeworpenen hoe smartelijk zulks ook
was, weder boven hel vuur gehangen met de schertsende
opmerking, dat de in de ketels vallende regen wel voor an
dere soep zou zorgen. Tegen den avond was de maaltijd
gereed. Men zal zich gemakkelijk kunnen voorstellen hoe
danig deze bij zulk een weder toebereid was, en hij werd
bovendien nog gekruid door de tijding dal wij door eene
modderzee naar de oude ons reeds bekende plaats zouden
moeten waden om de voorposten te betrekken. Klagen en
jammeren baatte hier niet «Halve divisie voorwaarts
marsch!" (1) en spoedig waren wij op de grondelooze wegen
ook reeds met de treurige noodzakelijkheid verzoend.
Ik zette mijne posten ditmaal met vele moeite uit, en
bemerkte daarbij dat onze regtsche naburen zeer nalatig ge
worden warenen daardoor mijn regtervleugel aan eene
vijandelijke overvalling blootgesteld hadden. De gesteldheid
van het terrein maakte echter mijne stelling zeer veilig
want de Po was zeer gewassenen de weilanden waren
spoedig zoover overstroomd, dat mijne schildwachten tol
over de enkels in het water stonden. De ongemakken van
dezen nacht overtroffen alleswat w ij tot dusverre onder
vonden hadden men kon gecne hand vóór oogen zien
en om middernacht stortte de regen in stroomen neder.
Ik moest in weerwil hiervan en op halsbreken af mijne
(1) Een O ,steni ijksch bataillon infanterie telt zes kompagniëntwee kompagniën
vormen eene divisie, die, als een klein bataillon, zelfstandig kan optreden.