42
woorden hoorde, durfde hij zijn hoofd op te heffen en zeide
met een klagende stem:
»Ik ben niet dood. In Gods naam, red mijn leven!"
De man duwde hem terstond weer op den grond en
fluisterde
nSt! Beweeg u nog niet, mannetje. De soldaten zijn nog
in de buurt."
Na deze waarschuwende woorden gesproken te hebben
ging hij een paar schreden terug, en liep een korte poos
voor- en achterwaarts naar iederen kant van de straat heen
kijkende. In weinige minuten kwam hij terug en zeide:
»Zij zijn nu weg nu kunt gij opstaan, mijn jongen!"
terwijl hij zijn kalen ouden jas over het bloote lijf van
Jacques wierp, en hem bij de hand met zich meevoerde.
Zij hadden nog niet veel schreden afgelegd toen zij eenige
menschen tegenkwamendie vroegen wie die vreemd ge-
kleede jongen was?
»Mijn neef," antwoordde de man. »De kleine ondeugd
heeft zich bedronken, en ik neem hem mee. naar huis, om
hem een goed pak slaag te geven."
De woning van den waardigen man was een vliering in
een oud vervallen huis. Daar aangekomen, gaf hij water
aan Jacques om zich te wasschen en eenige oude kleederen,
die aan zijn neef toebehoorden, en dien de jongen nu moest
voorstellen. Hij was zóó armdat hij niets te eten of te
drinken had en daar hij zag, dat Jacques nog een kleinen
ring aan zijn vinger gehouden had vroeg hij verlof om
dien te gaan verpanden en wat voedsel te verkrijgen Voor
het geld dat de ring opbragtaten zij 's avonds en ook den
volgenden morgen; en toen vroeg zijn redder aan Jacques
wat zijn plan was en waarheen hij wilde gaan.
De jongen vroeg om naar het Paleis te worden gebragt
waar hij een zuster had, die een plaats in de hofhouding