52 Zijne makkers waren vleijers, afkomstig uit het laagste gepeupel, en door niets aanbevelenswaardig dan door schur kenstreken en kruipen. Hij was tot dien laagsten trap van menschelijke verdorvenheid gezonken waarin wreedheid een genoegen wordten de aanblik van smart en jammer eene aangename opwekking verschaft. Ziedaar de karakterschets van dien man den tijdgenoot en tegenstander van Clive behoeven wij er iets meer hij te voegen? Men ijst reeds hij het lezen van zijn naam. Van kindsheen af aan, had hij den Engelschen een gloei- jenden haat toegedragen. Dit was zoo zijne luim; en van zijne luimen en grillen was hij nooit af te brengen, en nooit weerstond men ze. Hij had zich ook een overdreven denkbeeld gevormd van den rijkdom die verkregen kon worden door de Engelschen te plunderen en zijn zwak en on-onlwikkeld versland was niet in staat om te begrijpen dat de schatten van Cal cuttaal waren die grooter geweest dan hij zich verbeeldde, hem niet zouden schadeloosstellen voor het verlies, indien de Europesche handel, waarvan Bengalen de voornaamste markt was door hem naar eene andere streek werd verdreven. Voorwendsels tot het beginnen der vijandelijkheden waren gemakkelijk en spoedig te vinden. De Engelschen, die een oorlog met Frankrijk verwachttenwaren begonnen met hunne factorij meer en meer te versterken, zonder uitdruk kelijke toestemming van den Nawab. Een rijke inboorling, dien hij begeerde te plunderen, was naar Calcutta gevlugthad daar eene schuilplaats gevonden, en was hem niet uitgeleverd geworden. Op zulke nietige en gezochte gronden, verbrak Surajajj- Dowlaii den vrede, begon de vijandelijkheden en trok met een aanzienlijk leger op tegen fort William (1). Het is daar dat ons verhaal begint. (1) Zie voor het' medegedeelde Macaulay Crit. and hisl. essays. Tauchnitz ed. vol. A art. Clive. en The Oriental Annual 183S.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1863 | | pagina 112