65
Zoo was het elfde uur van den nacht aangebroken.
Thans hield alle onderscheid van stand opiedereen
trachtte bij het eenige venster te komenenkelen klommen
op IIollwells schouder, en trachtten zich aan de ijzeren
vensterstaven vast te houden. Hij bad om barmhartigheid
met voor zich zeiven, maar voor Arabella, welke met den'
gloeijenden mond tegen de traliën gedrukt, hare hand kramp
achtig 111 die baars beminden geklemd, niet meer scheen te
ademen.
Het middernachtsuur was daar. - Meer dan een derde ge
deelte der aanwezigen was reeds dood.
Zich zeiven niet meer meester, had IIollwell zijne be-
wusleiooze Arabella tegen hel vensterkozijn opgeheven
Na middernacht bevonden zich de weinige nog levenden in
een toestand van razernij. Alle denkbare beschimpingwelke
men der wacht aandeed, was niet in staat deze te bewegen
naar binnen te vuren, om zoo aan de ontzaggelijke ellende
der arme slugloiïers een einde te maken.
Nu werd het langzamerhand stiller. Man voor man le-de
zich lot sterven neder.
De ondragelijke toestand van IIollwell bereikte thans het
toppunt. Een zware hollandsche wachtmeester en een zwarte
soldaat waren op zijne schouders geklommen en zoo moest
hij het van 12 tot 2 uur volhouden.
Daar kwam ecne vreeselijke gedachte in hem ophij bezon
zichen greep naar zijn mes in den gordel om zich door
één stoot van deze ellende te bevrijden.
In dit oogenblik echter sloeg Arabella hare oogen als
smeekend op en de dolk ontzonk aan de magtelooze hand
van den officier.
Het was niet alleen deze plaats der verschrikkingmaar
ook de stille taal der stervende Arabella, welke "hem om
zijn leven scheen te smeekendie nog eenmaal zijn geest
verharddedoor welks wilskracht het matte ligchaam het on
metelijke verdragen kon.
5