M IJ M E R IIV G E N. Als men niets weet te schrijven en toch iets schrijven wildan neemt men een stuk papier vóór zich en zet hoven aan «Mijmeringen" dat gedaan dan is het net alsol met dien titel aan het hoofdhet regt is gekochtom tal van onzamenhangende gedachten zonder waarde en een recks van nietige gebeurtenissen zonder draad, be hoorlijk door regels wit afgescheiden neer te mogen schrijven, en aan het publiek toe te vertrouwen. Denk niet, vriendelijke lezer, dat het een bloot toeval is, wanneer daar het woord «toevertrouwengebezigd is; even goed en misschien heter zou geweest zijn: «het publiek vóór te leggen" of «onder de oogen brengen «of iets anders van dien aard; maar met opzet is daar «vertrouwen" gebruikt, want confidentiëeler mensch dan een mijmeraar bestaat niet, en hij wil niets liever dan vertrouwelijk met zijn lezer om gaan. Verwonder u dan ook nooit, zoo gij met «waarde lezer aangesproken wordt dal is de natuurlijke aanhef van de te ontvangen vertrouwelijke mededeelingen en misschien liot dan ook daarin een verzoek opgesloten om geen al te streng oordeel te vellen over de volgemijmerde bladzijden. Waarde lezer dan De herfst liep ten einde; regenachtigemistige en gure dagen hadden elkander sedert een week getrouw opgevolgd; soms brak een enkele zonnestraal na wanhopige pogingen door de lensvormige waterwolken, en schonk "oor een oogen-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1863 | | pagina 130