75
eens in 't kadcttenpak ronddoolde. Geen hoogte geen
laagte geen heislruik of zij schijnen even zoo vele ge-
denkleckenen aan vervlogen genoegclijke dagen.
Meegesleept door den stroom der gedachtenwordt de
afgrond die tusschen de herinnering en de werkelijkheid
ligt, zoo gemakkelijk overgesprongen, en zoo was het, dat
die harre heide daar in mijn geest omgetooverd w asin het
kamp van 18..; en het hart voelde den slralenden vloed
van vrolijkheid en leven dat alom heerschle, het oor-
ving het zorgeloos gekeuvel der onbekommerde harten op t
dat als muzijk in de lucht werd rondgedragen; het oog zag
den zonneschijn, die de tenten zoo glinsterend wit afspie
gelde en het gekrioel van witte pantalons om en bij den
vlaggestok al de oude vrienden en kennissen van vroe
ger bevolkten het kampen ik bewoog me in hun mid
den
«Van middag vuren voor ons, jongens!" schreeuwde Aal-
dersdie van den kant van het laboratorium kwam aange
draafd Crelen en van Banen toedeze waren op weg
naar hunne tenten, maar bleven plotseling stilstaan bij het
hooren van de tijding die Aalders hun bragt zij waren
alle drie artilleristen.
«Van middag vuren wat zegje er van herhaalde Aalders
hijgende, toen hij naderbij gekomen was.
«Wie heeft dat gezegd?' vraagden Crelen en van Banen
als uit éénen mond.
«Wel, niemand anders dan de majoor'k heb hem
de ladingen zien afwegen; zulke kleine kardoesjes;' en
Aalders wees met de vingers hoe klein.
«Hoe klein?" vraagde van Banen, die uit de voorstelling
van Aalders tot geen regt begrip van de afmetingen der
kardoesjes kon geraken, «zoo klein bijv."... en zijn oog