84
een duizeling kreegis thans de vraagbaak van velen, die
opheldering verlangen in mathematische en physische be
zwaren. Is dat van Hirksvraagde me laatst iemand,
»die geleerde verhandeling over'' maar wat kan het u
schelen, lezer, waarover? Alleen kan ik u verzekeren,
zij was van hem, van den Slegger, dien bijnaam, of
liever dien eernaam gaf men hem want hij was de eenige
die een piketpaal met de gracieuse sleggerszwaai kon
inslaan, behoorlijk »he!" roepen bij eiken slag, die
neerviel, en nog kracht genoeg overhield, om te kunnen
fluiten, als de paal, uit schrik voor den grooten hamer,
geheel en al in de aarde was geschoven.
Deze hoogte hier aan den randvan het Mastbosch was
de lievelingsplek van la Falère; hoe dikwijls stond hij mij
des avonds, na het theedrinken aan de deur der kantine op
te wachten om arm in arm naar die plek te wandelen
waar wij al keuvelende over honderd beuzelingen elkander
langzamerhand vertrouwden maakten van gevoelens die we
uit vreeze voor bespotting, voor geen geld ter wereld aan
de openbaarheid hadden willen prijs geven la Falère maakte
verzen, dat was zijn misdaad; ik vond die verzen mooi,
dat was mijn misdaad. Een soort van schuldbesef joeg ons
het schaamrood naar de wangen, hij de gedachte dal een
ander ons op poëtische neigingen zou betrappen.
Eens op een avond dan, een heerlijke avond, dat de
koele verfrisschende avondwind zoo verkwikkend ons in 't
aangezigt woei en de zon met een rooden blos van tevre
denheid over haar afgeloopen dagwerk vriendelijk lagchend
naar heneden zakte zeide Falère
»'t Is nu ruim vier jaar geleden dat ik haar voor 'teerst
zag. k Vergeet het nooit een avond net als deze
'k was de poort uitgeloopcn de vervelende stad ontvlugt,
en het hart was zoo blij en tevreden als dat van een school-