Het hoofd gekapt met bloemen En 't poez'le halsje bloot Een lachje op de lippen Een ruiker in den school.... Zoo zal ze moe van 't dansen In t hel verlicht lokaal Te luisteren naar der dansers Gevlei en zoele taal. Zij denken? aan hem denken?.... En argloos sloop in 't hart Een booze duivel binnen De kiem van zooveel smart. O had hij dat geweien Hij had haar nooit getrouwd Op zulk een brooze liefde Zijn toekomst nooit gebouwd. En kunt gij nu nog vragen Waarom zijn hart, dat, kort Geleên, van heemlen droomde Zoo plotsling is verdord Waarom bet oog dat vroeger Van zielereinheid glom Zijn glanzen heeft verloren? Zeg, vraagt gij nog waarom? Deze voren in den grond die hier «jen daar is digtge- waaid maar zich toch nog zoo ver het oog reiktals een witte aalstreep teekent is de rooilijn; zij werd jaar in jaar uit op nieuw opgegraven, om de rigting aan te geven, die de kogel te volgen had links en regis daarvan zijn nu nog duidelijk de aanslagen op te merken, welke vele jaren

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1863 | | pagina 154