400 Elk afscheid is een klein sterven, is ergens gezegd, en dat was zooveel te meer waar voor ons, omdat de laatste handdruk, het laatst gesprek, het laatst vaarwel, voor een tal van goede vrienden in het kamp waarschijnlijk voor liet allerlaatst gegeven en gesproken zou wezen. De laatste dag in het kamp was dan ook opvallend stil de vrolijkheid van de anders zoo onbezorgde har ten die zich in luid juichende taalop zoo vele wijzen uitte, was geweken voor de treurige bezorgdheid voor 't afscheid het was juist als of er een lijk boven aarde stond zoo iets plegtigs had die stilteToen het avond ge worden waszag men alle kadets paars- en groepsgewijze naar den vuurzuil wandelen eene zandhoogte waar we zoo dikwijls onze avonden doorbragten en ons offer aan dood masthout, op de verkenningen en terrein-opnamen gesprokkeld hadden neergelegdom tot een brandstapel gevormd te worden opdat het flikkerend schijnsel zijner vlammen onze avondverlooningenfantastisch zoude ver lichten. Voor den laatsten avond was de stapel tot onge kende afmetingen gebragt door hel onbruikbare dorre rijs hout der worsten en schanskorven waarover wij konden beschikken. Daar stonden we rondom de hoogte helder spren kelden de vonken en knetterend spatten zij door de lucht maar vrolijkheid heerschle er niet; alleen werd een ver ward geruisch van fluisterende stemmen gehoordtusschen het knappen van het vuur door. Op eens sprong van Banen in den kring en sprak met geestdrift de volgende woorden uit het was alsof het roode lichtdat zijn bleek gelaat bescheenook zijn hart in gloed zette, en een vuur in zijn taal bragt, zooals wij nog nooit van zijn lippen hadden hooren vloeijen. Vrienden," zeide hij uwe oogen hebben het verra den de stille, die alom heerscht, heeft luider gesproken, dan een mond vermag en al zijn de lippen stom gebleven

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1863 | | pagina 160