9 scheiden, heeft een eigen beweging. De dikte van de damp kringen wordt op omtrent twee en drie honderd mijlen ge schat. De nieuwere wetenschapdie de bewoners van de maan vernietigd heeft, door de steeds sterker verzekering, dat de maan geen bewoonbaren dampkring heeft, heeft haar zegel gehecht aan het feit, dat bewerktuigde wezens de op pervlakte van de zon kunnen bewonen en daar bestaan zonder door haar brandende stralen te verzengen. De leer van Bcffon over de zamenslelling der wereld dat een komeet, die de zon schuins voorbijgaat, en brok ken afwerpt van grooteren of kleineren omvanguit vuur- achtige stofdeelcn bestaande, en zoo de planeten en hare wachters voortbrengtis reeds lang verworpen en heeft in den tegenwoordigen tijd den doodslag ontvangen door het heerschend geloof, dat de massa van een komeet bijna uit niets bestaat. Hierop volgde de veronderstelling van La place, die beweerde, dal ons heele zonnestelsel eenmaal een uitgestrekte ronddraaijende nevelvlek wasdoor overgroote warmte uitgezet, en wier grenzen reikten tot huilen de loopbaan van Neptunus. Buffon en Laplace komen in één punt overeen zij doen beiden de planeten uit de zon voort komen. leder is nu van dezelfde gedachte in dal opzigt. Niemand durft er haast aan te twijfelen dat de aarde in haar oorspronkelijken toestand uit vuurdeelen was zamen- gesteld; en de zon is de eenige bekende bron van warmte in ons stelsel. Maar nu houdt een kloeke wijsgeer, M. Bou- tigny d'Esceux, die zijn stelling met bewijzen en ondervin dingen staaft, staande, dat de planeten dadelijk en on- rniddelijk aan de zon haar bestaan te danken hebben zonder de tusschenkomst van den slag eener komeet. De wachters die de kinderen van de planeten zijn zijn bijgevolg de klein kinderen van de zon in lijnregte afstamming. De heer Boutigny beschouwt de zon als een ligchaam van een ronde gedaantedat tegen zijn eigen gloeijenden en brandenden dampkring beschut wordl door de magt welke het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1863 | | pagina 69