waarlijk eene levensgezelin weten te vinden) en de kleine familie het maakten en een oogenblikjc met meteorologische beschouwingen te hebben zoek gebragt gaf neef ons op schalksche wijze te raden waarheen wij wel dachten dal hij met zijne ega zoude gaan? In de hoop dal zij goed mogl raden, vroeg mijne nicht, of van Dicmensland soms de plaals zijner beslemming was? «Neen. Zoo ver nu wel niet; t'gaat toch al; ik denk de Londensche Tentoonstelling te gaan bezoeken!"' Het auditorium zette groole oogen op; daar echter eene tentoonstelling dient om curieuse voorwerpen te laten zien, vond ik zijn idee zoo onaardig niet; wij juichten zijn reisplan dan ook met unanieme stemmen toe Neef hing ons een uitlokkend tafereel op van hetgeen hij van plan was me^ zijne tegenwoordigheid te gaan vereeren maar daar ik onzen guit kende begreep ik dal de reis hem wel eens zou kunnen tegenvallen, te meer daar de goede man zich zulke aan ra zernij grenzende illusies van alles maakte. Ik verzocht neef dus mij, na zijne terugkomstzijne wederwaardigheden eens te komen mededeelen. HÜ beloofde dit plegtstatigen nam zeer hartelijk afscheid van ons, wat allen in tranen van smart natuurlijk scheen te zullen doen uitbarsten; want hoe ligt kon neef niet de prooi worden van de haaijen, die abusie velijk de Noordzee eens mogten inzwemmen; hoe gereedelijk kon de bootwaarop hij en zijne gade zich zouden inschepen niet met vrouw en muis vergaan? De sukkel bleef den ge- heelcn avond het voorwerp van ons gesprek en toen hij later, tegen aller verwachting, heelshuid terug kwam en zijne avon turen verhaaldevond ik het de moeite waard die tol een treffend, overtuigend waarschuwend, ja, afschrikwekkend voorbeeld voor het nageslacht, aan de vergetelijkheid te ont rukken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1863 | | pagina 75