17
de groote reis te garen en onderwijl eene diepzinnige re
dekaveling te houden over het tegenwoordig veel besproken
vraagpunt, welke stad de hoofdstad moest zijnAmsterdam,
die het nog is, of wel Rotterdam, die het wilde zijn? Na
tuurlijk geraakten zij het er niet over eens. Wie kon het
neef Tobias dan ook kwalijk nemen, dat hij Amsterdam,
alwaar hij het nietig slijk der aarde dat hem echter nu in
staat stelde eens van de genietingen des levens te profi
teren, had vergaard, hoven alles verhief? Het lieve paar
bereikte echter zeer tevreden den Batavier welke hen naar
Londen moest overbrengen. Tobias begon met zeer praktisch
zijne pakjes veilig te bergen en ging toen met Doortje over het
dek heen en weder wandelen om Rotterdamen allengs ook
zijn vaderland een laalslen afscheidsgroet toe te zwaaijen.
De boot ging van wal. 't Is gek maar het is niet te be
schrijven welke zonderlinge poëtische denkbeelden neef door
zijne hersenkas maalden; de man riep ettelijke malen in
diepe vervoering uit
«Vaarwel mijn Rottelandik zie u al haast niet meer!"
en hij had gelijk ookwant snel doorkliefde de Batavier
het water en na eenige uren ging hij de ruime zee in.
Gedurende de riviervaartverklaarde nicht maar niet te
kunnen begrijpenhoe iemand op zulk eene mooije boot
zeeziek zou kunnen worden want die schommelde bijna
niet. Neef verklaarde het ook niet te kunnen vatten. Zij
waren het eens. Het weder was ook overheerlijk; maar toen
Neêrlands kusten wat uit het gezigt begonnen te geraken
kwamen er zonderlinge wolken aan den horizon opzetten
die zich met voorbeeldeloozen spoed aan het firmament ont
plooiden de felle zonneschijn verdween; de wind begon een
solo te blazen geaccompagneerd door het ecnloonige ge
klots der raderen in het water en later ook door hoogst
zonderlinge geluiden die ook als een gevolg van de weêr-
9