20 rolde en zijn Doortje bij de hand nam, om haar dat ver rukkelijke panorama ook (e laten bewonderen. Boortje ver klaarde echter halsstarrig, hare kooi niet te willen verlaten, daar zij nog niet hersteld was. Tobias van verlangen bran dende, haar zijne Engelsche kust toch ook te laten bewon deren nam haar echter zonder de minste pligtplegingen onder de armen op, heesch haar de kooi uit, en sleepte haar, door zijn goedig hart gedreven, achter zich de trappen op, het dek over en zie haar daar nu op een stoeltje ge zeten zich welbehagelijk de oogen uitwrijvende terwijl neef haar van zijne geographisehe wetenschap laat profiteren. Uien stoomde toen juist de monden van den Theems binnen. Neef wees baar een torentje aan de kust, dat hij voor dat van den Tower te Londen uitkreet, en toen hij, na een goed eind verder gestoomd te hebben den toren van het Obser vatorium te Greenwich in het oog kreeg, vloog hij plotseling zijne echlgenoote om den hals, zag haar met vurige oogen aan en riep met innige satisfactie uit«Welkom te Londen!" Ook zij sprong op, rekte den hals dubbel zoo lang uit, als die anders reeds het voorregt had te zijnen zag de koe pels van Greenwich Hospital. Haar Tobias had gezegd, dat het. Londen was, het kon dan ook wel niet anders zijn. Toen men echter nabij Greenwich kwam vond neef die stad wel wal klein voor eene wereldstad; hij besloot dus op kond schap uit te gaan. Hij naderde een heer, die digt bij hem stond en zich met genoegen in het water scheen te verdie pen, nam zijn hoed af en sprak: «Mijnheer!" Diepe stille! Neef zette zijn hoed weder op, nam dien ten tweede male af en sprak: «Mijnheer!" Dezelfde stilte. Neef nam nu voor de derde maal, doch met oneindig meer sierlijkheid zijn hoed af en riep nu met uitzetting van al zijne kracht: «Mijnheer!" Mijnheer bewoog zich nog niet. Tobias tikte nu dien ver diepten mijnheer even op de schouders. Deze keerde zich om, en nu profiteerde hij van dit oögenhlik om hem zeer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1863 | | pagina 80