u
nen. Zou de man ook Fransch verstaan. Niet dat neef zoo
a cheval op het Fransch was; maar hij kon toch om te be
ginnen, al vragen: nParlez-vous Francais?" Nu begon de
cabman groote oogen te zettenhij nam een kloek be
sluit; sprong op den bok en begon maar te rijden. Het
eerste uurtje vonden neef en nicht dit zeer grappig en zij
schenen koffers en alles voor een oogenblik te vergeten maar
toen zij half Londen waren doorgehotst en zij de stad schenen
te zullen gaan verlaten, hegon het neef wat gek te vinden.
Hij vreesde voor een misverstand en begon dus een krach-
lig »Iïo ho aan te heffen. Dit is een uitroep die iedereen
nog al schijnt te begrijpen behalve een paarddaar dit het
voor eene speciale aanmoediging hielden lot vreesselijke
angst en ergernis van nicht affreus begon te steigeren, om
eindelijk »de galop aan te nemen. De koetsier had het beest
echter spoedig beteugeld, hield stil en wachtte wat men
wilde.
«Waar gaan wij toch heen?" vroeg Tobias.
nAll rightSir/' en de zweep ging weder over het paard,
dat lustig doordraafde. Het mogt voorzeker het ideaal van
aile Amsterdamsche sleperspaarden genoemd worden. Neef
trok den koetsier hij diens jas. »lk wil er uit!
nVery well, Sir?" en de kast ging weder voort. Neef
werd radeloos en nicht ook; zij besloten echter zich in 's he
mels naam maar aan het bitter noodlot te onderwerpen. Na
een goed uur te hebben doorgereden hield de cab stil voor
een soort van logement. Neef opende den mond en deed
er zijn vinger in verdwijnen, tot kinderlijk teekendal hij
kiespijn of honger had. Een knarsend knikken van het hoofd
gaf de sympathie van nicht voor dit denkbeeld te kennen.
De galante koetsier hielp nicht uit het rijtuig, trots de ja
lousie van neef, wees de passagiers den weg naar de eetzaal
en zette zijn paard op stal. Hij vroeg de wenschen van
neef voorkomendeeen diner voor de beide reizigers en
spoedig zaten deze aan den disch. Nicht begon wat hij te