55
Nu was eenigen tijd vóór den dag dat de moord plaats
had M. de la Fouce de jongste der twee broeders, een goede
klant en vriend geworden van zekeren paardenkoopman
van wien hij, bij verschillende gelegenhedennegen of tien
paaiden gekocht had, en hoe vreemd het moge schijnen,
zoo was deze man ofschoon een paardenkoopmantoch een
gevoeligbraaf en eerlijk mensch. Een paar uren voor dat
de moord begon bevond hij zich bij toeval in de buurt
van het huis van den Admiraal de Coligny, en daar zag of
hoorde hij iets, dat hem verdacht maakte op den moord, dien
de Hofpartij op het punt was te begaan. Ilij dacht ter
stond aan zijn goeden beschermer, en besloot om hem, als
een man van aanzien onder de Hugenoolenin tijds voor
het gevaar dat hem dreigde, te waarschuwen. Om dit te
doen, moest de paardenkooper de Seine overgaan, daar M.
de la Force aan den overkant van de rivier woonde, dan
waarop het paleis van den koning en het huis van den
Admiraal de Coligny gelegen waren.
Men ging in die dagen met veerbootjes over de rivier de
Seine. Toen de paardenkoopman dat gedeelte van den oever
naderde, waar het paleis van den koning stond, en vroeg om
in een van de veerschuitjes, die daar lagen te wachten, over te
worden gezet, werd hem geantwoord, dat allen voor bijzonder
gebruik bestemd waren. Hij ging verderom te beproeven
wat hij aan de naaste aanlegplaats kon doen, maar-hier waren
al de veerschuitjes weggenomen. Wel wetende dat de mi
nuten kostbaar waren en vast besloten om in zijn liefderijke
bedoeling te slagen, trok de goede man zijn kleederen uit,
bond die in een bundeltje boven zijn hoofd te zamenen
zwom de rivier over. Eenmaal aan den anderen oever zijnde,
verloor hij geen tijd met regtstreeks naar bet huis van M.'
de la Force te gaan, en hem voor het gevaar waarin hij
verkeerde, te waarschuwen. Terstond daarop ging de IIu-
genootsche edelman naar zijn broeder, den Heer de Caumont,