58
al dé Ilugenooten binnen Parijs zonder er een te sparen
om te brengen. M. de la Force tastte hen op nieuw in bun
zwakke punt aan bun gelddorst, en beloofde zijn eigen leven,
dal van zijne kinderen en zijn bediendenvoor twee duizend
kroonen te koopen. Kapitein Martin zag zijn soldaten aan,
dacht een beetje na, en zeide toen ruw: «Zoo zij het;
volgt rnijgij allen
Met zijn gevangenen op het voorplein gekomenliet hij
hunne zakdoeken vaneen scheuren en de recpen in den vorm
van een kruis op hunne hoeden vastmaken. Daarna zeide
hij hun den regter mouw tot den schouder op te stroopen.
Het kruis op den hoed en de opgeslrople mouw waren bij
zonderheden in de kleeding, die men vroeger overeen was
gekomen dat de Papisten van hun Hugenootsche slagtolfers
zouden onderscheiden. En zoo voor ontdekking gevrijwaard
werden zij zonder oponthoud door kapitein Martin over de
rivier geleid.
Zij waren te zamen vijf in getal. De vader, de twee
jongens, een mannelijke bediende, Gast genaamd, en een
page, la Vigerie gehecten. Toen zij den anderen kant van
de rivier bereikten ontmoetten zij hij iederen stap de lig-
chamen van vermoorde Hugenooten, in hun bloed badende.
Kapitein Martin bragtzonder regts of links te zien, zijn
gevangenen regtstreeks naar zijn eigen huis, en na hen
daar in veiligheid geborgen te hebben maakte hij zich gereed
weèr uit te gaanen het moord- en plunderwerk in zijn
eigen buurt voort te zetten. Voor hij evenwel wegging
rigtte hij zich tot M. de la Force en stond er op dat deze
zijn woord van eer zou geven, dat noch hij, noch zijn kin
deren beproeven zouden om te ontsnappen, vóór het los
geld betaald was. Op dit punt gerust gesteld, (want hij
wist wel dat iemand als M. de la Force zijn belofte zou
houden) ging hij heen de gevangenen aanmanende om vlug
met hun geld te zijn en hen onder de hoede van twee
Zwitsersche soldaten achterlatende.