59
en anderen, die opgevoed waren in handenarbeid of zittende
handwerken, zooals kleermakers, schoenmakers, meubelmakers,
enz., zetten die in de gevangenschap voortals de omstan
digheden het gedoogden; en ten tweede, is ons door een
uitmuntenden beoordeelaar verzekerd dat het onnoodig was
voor die gevangenen die geen geregeld bedrijf beoefenden,
om hunne bekwaamheid in hetzelfde vak te toonen als de
Fransehen in Engelandom de eenvoudige redendat er
geen gelegenheid was om hunne voorlbrenselen te verkoopen
daar de Franschendie bij de gevangenissen woondente
arm of gansch ongeneigd waren om zulke zaken te koopen.
YVare het anders, dan vertrouwen wij, dat afgaande op het
vernuft en de vlugheid die de Engelsche zeelieden gewoonlijk
in allerlei handwerken toonen zij ten minste zouden ver
kozen hebben om wat zakgeld te verdienen liever dan hun
tijd in ledigheid door te brengen. Wij herinneren ons in
de nieuwspapieren gelezen te hebben dat een onlangs ge
storven Engelsche hertog hel ongeluk had, om als krijgs
gevangene vier jaren lang in Frankrijk door te moeten bren
gen en door de omstandigheden verhinderd om geld van
zijne vrienden te ontvangenzeide men dat hij toen bezig
was om het kleedermaken te leeren, en zichzelven door
schaar en naald onderhield. Of dit waar is of niet, kunnen
wij niet zeggen; maar in alle geval is het zeker, dat vele
Engelsche edellieden door de omstandigheden waren genood
zaakt om verschillende ambachten te beoefenenter voor
ziening in hunne behoeften gedurende een gevangenschap
die in sommige gevallen bijna twaalf vervelende jaren duurde.
Bij hel einde van den oorlog, bedroeg het aantal Fransche
gevangenen in Grool-Brittanië bij de 70,000. Bij deze menigte
waren er, die van 1805 af, sedert de hernieuwing van den
oorlog, na den korten en schijnbaren vrede te Amiens
gevangen gezeten hadden. De meerderheid bestond natuurlijk
uit zeelieden en soldatenterwijl de meer geleerden voorna
melijk als passagiers op de schepen gevangen waren geno
men. Aan officieren en burgers van zekeren rang, werd op