66 aan kapitein Dick, een Schot, en een geboren zeeman, die mij verhaalde dat het onder zijn eigen bestuur in de Clyde vervaardigd was, en in stukken naar het meer was gebragt, waar het in elkander werd gezet. De Peerless is in den Engelschen vorm gebouwdmet de salon en de grootste zwaarte beneden om zonder gevaar de windvlagen en bolle zeecn op het meer te kunnen weêrslaan. Dit schoone vaar tuig gaat iederen morgen van Toronto naar Lewiston, en keert denzelfden dag terug met personen die met de treinen komen. Daar de vaart slechts zes-en-dertig uren duurt over bet bovenste en naauwste gedeelte van het meer, tot Lewistonvan waar men in één uur, de watervallen der Niagara kan bereikenkan men denkendat zulk een uit stapje een van de goedkoopste en algemeenste uitgangen van de bewoners van Toronto is. Dwars over het meer Ontario varende, kreeg de Peerless spoedig land in het geziglaan den mond der rivier Nia gara, en hield stil bij de werf van de stad van dienzelfden naam aan onze regter handwaar verscheidene passagiers uitstapten en eenige anderen weer aan boord kwamen. Aan den tegenovergeslelden kant van de rivier staat het fort Niagara, een van de weinige verdedigingstoeslellen die de Amerikanen op hunne grenzen noodig schijnen te achten. De rivier Niagara is bij hare uitwatering een mijl wijdmaar vernaauwt langzamerhand tol op het derde van een mijl. Waar zij uit het meer haar oorsprong neemt, is de grond vlak; maar meer naar boven komende, begint de grond hooger te worden tot wij Lewiston ter linker en Queenstown ter regter zijde bereiken; en hier, op een af stand van zeven mijlen van het meer Ontariowordt de rand van de rivier aan eiken kant een afgrond gelijkdie 450 tot 200 voet diep is. De rivier ops'toomcndezien wij op eenigen afstand, links en regts, een uitgestrekt land schap voor ons, door welks midden de rivier kronkelt, en hel is hier, dat de steile oevers beginnen. Op den Ameri- kaanschen kantis de oever van de rivier geregeld aan-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1864 | | pagina 128