79 IIij lag er er zoo mooi; «Tusschen twee schelven hooi", en wist niet Aan welke te eten. Terwijl ik toch, ach terover in mijn luilak liggendde oogen peinzend naar het plafond opsla, om daar op de gewone wijze inspiratie te zoekenen een poosje over mijne nachtwandelaars-plannen na te denken, de rookcirkelljes volg die ik op kunstige wijze uitblaas, dring ik mij zeiven een soort van hallucinatie op en verbeeld mij hoewel ik eerlijk gesproken, niets zie in diezelfde cirkeltjes, natuurlijk met de oogen des geestes (bestaan er ook dergelijke neuzen?), als in nevel lijstjes allerlei mooije dingen, die ik wel «herinneringen" gelief te noemente zien opdoemen. Gelukkig dat ik op het oogenblik niemand in mijne onmiddellijke nabijheid weet, die mij in mijne prille jeugd gekend heeften omtrent hetgeen volgen zal, inlichtingen kan geven, anders maar enfin Wat zie ik alzoo primo s't Ruischend beekje aan welks boorden »lk de gansche aard' vergat." secundo «Het schuld'loos schuchter knaapje «Door 's levens uchtend naauw beschenen." tertio de «Avondster vol Hemelpracht, «Uit wier schitterende stralen, «Beelden ik zag nederdalen, «Lang verdwenen in nacht." of wel de «Stille boschjes, in de abeelen «Van wier donkerschaduwdak «Ik ontvlood der kindsheid spelen; «Waar bij 'l lieflijk vogelkweelen (Philomelen, orgerkelen enz.) «Ieder blaadje tot mij sprak."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1864 | | pagina 141