so Zekerlijk zag ik het brekende harte «Waarin geene vonke van hope verbleef." of wel «Ik zag u, lieve schoonemet de onschuld op de wangen, In 't oog een zoet verlangen «En lachjes om den mond." misschien ook «De rozeroode vleugeldeuren «Die ik in mijn uchtendstond »Wijd geopend voor mij waande; «Maar gesloten vond." of »'s Jonglings schitterend ideaal »'t Eenigst voorwerp van zijn streven; waarbij nog «Een dier eedle zielen, «Die deze aard te rein, «Immer onbegrepen «Vreemdelingen zijn." Alles voegzaam als een slotlableau besloten door «hel eenzaam vergeten met een lijkkleed van sneeuw bedekt graf (van den vriend, negen jaren oud; had nooit een zakdoek bij zieh gestorven aan de mazelen)waar geen gepluimde zanger meer tjilpt in de twijgen; waar de treur- vogel alleen (een dier voor zoover ik weet onbekend in de Nat. Hist.)hongerig zijn karig voedsel zochtwaar geen zephyrtje (met of zonder balsemgeuren naar believen) den eenzamen wandelaar meer klagend toefluistert«Vreemdeling stoor zijne sluimering niet." Brrrr! Wat een ruim veld. Wat een mooije gallerij van schil derijen zou ik voor uwe verbedding kunnen ophangen hoe kunstig zou ik met nog eenige ingrediënten als eenige in nokkend naberouw geweende traneneen paar alsembe-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1864 | | pagina 142