weet, zoo gaarne Memoires, Gedenkschriften, en vooral Auto-
biographiënhel zijn de miniatuur-portretten van de groote
geschiedkundige frescos. Ze leveren ons de kleine détails en
bijzonderhedenwelke wij tot dusver misten. Het zijn de
lichtende sterretjesdie zoo aangenaam flikkeren bij het
kalme en gestadigemaar onvoldoende maanlicht der alge-
meene geschiedenis.
En ik spreek hier niet alleen of hoofdzakelijk van de ou
dere geschiedenis; neen, hetgeen ik gezegd heb, geldt van
de geschiedenis van onze vaderen zoo goed als van die onzer
ineer verwijderde voorouders. In den loop van eene kleine
halve eeuw zijn er duizende groote en kleine dingen ver
anderd, die aan eene schilderij eene geheel andere kleur
gaven dan hedon ten dage en vooral is dit ten opzigte
van het krijgsmansleven het geval. Haarpoeder en vuur-
steensloten zijn verdwenen; worgende stropdassen en schedel-
verpletterende chakos zijn dingen van het verledene. De
naauw sluitende rok, met zijne zwaluwstaarten en de pantalon
collant behooren haast tot de mythologieen bij het ver
anderde uiterlijk, moet men ook de bijna ontelbare veran
deringen en wijzigingen voegen in het inwendige leven en
in de regeling van het krijgsmanslevenom zich een juist
denkbeeld van het geheel te vormen.
Dit een en ander kwam mij bijzonder duidelijk voor den
geest, toen ik eenige maanden geleden toevallig een Duitsch
boek in handen kreeg, den titel voerende van: »Aus dem
Tagebuche des Generals Fr. L von Waclihollzwaarin de
schrijver eene levendige schets geeft van een gedeelte van
zijn krijgsmansleven en ondervindingtusschen de jaren
1798 en 1810.
Menig vreemd en belangrijk looneel vindt men in dit
werkje afgeschilderd en hier en daar den schrijver naver
tellende en elders zijne eigene woorden gebruikende, zullen
wij, zonder verder uit te weiden, trachten den lezer van
dit jaarboekje eene schels aan te bicden van het soldaten
leven bij een Duitsch leger een vijftigtal jaren geleden.