103
zijn bataillon Ic commanderen. Ik ben er zelf van getuige
geweest, hoe zoo iemand voor het front van liet bataillon
zijn rijknecht naast zich liet slaan en hem toeriep: j>Jan,
keer om!" waarop deze de teugels van bet paard greep en
hel dier, met den majoor er op, door de gelederen achter bet
front bragt."
De administratie was op een ellendigen voet ingerigt.
Elke compagnie-chef kreeg eene zekere somwaarvoor hij
verpligt was zijne compagnie te verzorgen en hoe meer
hij er op uitzuinigen kon hoe meer stak hij zelf op zak.
Vandaar dat kleeding en voedsel van den soldaat erbar
melijk waren en dat de kapiteins zich vernederden om op
de schandelijkste wijze slechts op eigen voordeel bedacht te
zijn, «Ik herinner me," zegt von Wachhollz, «boe een
dezer heeren met den bril op den neus, ging zitten om
uit oude versletene kragen en opslagen een kleed voor zijne
huiskamer te naaijen en het reuzenwerk werkelijk tol stand
bragt."
De traktementen waren dan ook zeer gering. In bet veld
moesten de compagnie-chefs ook open tafel houden,zon
der ecnige toelagen voor de overige officieren der com
pagnie, en dit alleen deed hen schrikken voor het denk
beeld om te moeten uitrukken. »Een eerste luitenant en
zelfs een kapitein, die geen compagnie kommandeerde,
en die gewoonlijk niet beneden de veertig jaren oud was,
had maandelijks slechts negentien Thalers(1) met een toe
lage van den compagnie-chef, volgens diens mildheid
van drie tot vijf Tltalers. Een tweede luitenant, of vaan
drig kreeg slechts dertien Thalers van dit geld ging maan
delijks vijf Tltalers in de kleedingskasseen met inbegrip
van zijne toelagen, behield bij slechts elf Thalers voor elke
maand. Met deze som moest hij in alles voorzien!"
Daarenboven werden de subalterne officieren met de meest
belcedigende ruwheid behandeld door hunne meerderen. Harde
(Ij Een Thaler gelijk f 1,80.